Contacteer ons of spring binnen op Raas van Gaverestraat 67b in Gent.

Ontdek onze groepsbegeleidingen, en evenementen.

Het laatste nieuws en interessantste weetjes over de wereld van adoptie.

Ontdek een hulpverlener bij jou in de buurt via deze handige adoptiekaart.

Wil je meer weten?

Hier vind je meer informatie over uiteenlopende thema's zoals belang van het kind, specifieke ondersteuningsbehoeften, nazorg, opvoeding, identiteit en herkomst.

Trauma:

  • EMDR-therapie bij adoptiekinderen met een trauma
  • Tips en advies bij traumasensitief opvoeden
  • Negatieve gevolgen van langdurige stress
  • Fight-flight-freeze-reactie bij adoptiekinderen

Bekijk alles

Fight-flight-freeze-reactie bij adoptiekinderen

Hoe komt het dat adoptiekinderen soms snel getriggerd raken en meteen een fight-flight-freeze-reactie geven?

Als er gloeiendheet water uit de kraan komt, trekken we snel onze handen terug. Als we op de fiets zitten en er plots een auto van rechts komt, remmen we of wijken we uit. Sommige mensen zullen verstijven of heel hard gillen als ze een grote spin zien. Andere mensen vallen flauw als ze bloed zien.

Als we ons in een gevaarlijke of acute stresssituatie bevinden, neemt ons overlevingsinstinct het over. Dit gebeurt spontaan: we roepen om hulp, vechten, vluchten of bevriezen zonder dat we de bewuste keuze maken om zo te reageren. Onze zintuigen pikken informatie op uit de omgeving en ons lichaam reageert hier razendsnel op.

De rol van ons autonoom zenuwstelsel

Het autonoom zenuwstelsel speelt hierin een belangrijke rol. Dit zenuwstelsel functioneert buiten onze wil om (vandaar de naam 'autonoom') en regelt een aantal onbewuste functies zoals hartslag, ademhaling en spijsvertering. Stephen Porges is een Amerikaans psychiater en neurowetenschapper die onderzoek deed naar de werking van ons autonoom zenuwstelsel, meer bepaald naar de nervus vagus. Hij ontwikkelde de polyvagaaltheorie. Volgens de polyvagaaltheorie brengt het autonoom zenuwstelsel ons lichaam in drie verschillende, neurofysiologische toestanden, afhankelijk van de mate van dreiging die we detecteren:

(1) Als we ons veilig voelen, treedt ons sociaal betrokkenheidsysteem in werking. Dit systeem verbindt de hersenen, het hart, de longen en het gezicht. Het zorgt ervoor dat we - onbewust - delen hoe we ons voelen door mimiek en intonatie te gebruiken en dat we ook de gevoelens van anderen kunnen inschatten door hun gelaatsuitdrukking en stemtoon af te lezen. Door hier vervolgens op in te spelen, ontstaat een gevoel van verbondenheid. Wanneer er gevaar is, wordt ons sociaal betrokkenheidssysteem als eerste geactiveerd. Door anderen te vragen om hulp, troost of steun proberen we een gevoel van veiligheid terug te brengen.

(2) Als er geen steun komt en de dreiging groter wordt, treedt er een ouder overlevingsmechanisme in werking: het sympatisch zenuwstelsel. Onze hartslag verhoogt, onze ademhaling versnelt en onze spieren krijgen extra suikers. Tegelijkertijd worden minder belangrijke functies, zoals ons spijsverterings- en voorplantingsstelsel, op een lager pitje gezet. Zo is ons lichaam klaar om te vechten of vluchten.

(3) Als er geen steun is en we ook niet kunnen vechten of vluchten, dan wordt het oudste verdedigingsmechanisme geactiveerd. Dit systeem verbindt de hersenen, het hart en de longen met alle organen die zich onder het middenrif bevinden, zoals de maag, nieren en darmen. Ons metabolisme vertraagt, onze hartslag daalt en onze ademhaling stokt. We bevriezen of verlammen in een ultieme poging om onszelf te beschermen. Soms gaat dit gepaard met dissociatie. Dit is het gevoel los te staan van je lichaam, alsof je er vanop een afstand naar kijkt.

De impact van geen of inadequate steun

Volgens de polyvagaaltheorie reageren we bij gevaar eerst en vooral vanuit ons sociaal betrokkenheidsysteem, onze ‘steunreflex’. Een baby zal instinctief troost zoeken bij een volwassene. Als die troost er komt, leren we dat anderen ons kunnen helpen om ons veilig en goed te doen voelen. Zo wordt ons sociaal betrokkenheidsysteem sterker, ontwikkelen we op sociaal vlak en weten we dat we in niet-levensbedreigende situaties niet moeten terugvallen op een fight-flight-freeze respons.

Echter, wanneer een baby of kind geen of inadequate steun (= niet afgestemd op het kind) ontvangt van een zorgfiguur zal het geen andere keuze hebben dan te vechten, vluchten of bevriezen. De ‘steunreflex’ wordt onderdrukt. Het lichaam leert niet dat anderen een bron van veiligheid kunnen zijn, maar leert om vanuit oudere verdedigingsmechanismen te reageren. Hierdoor zal het kind ook op latere leeftijd kiezen voor een fight-flight-freeze respons in plaats van te communiceren en verbinding te zoeken bij gevaar of stress.

Daarenboven kan een kind dat herhaaldelijke, langdurige of extreme stress heeft ervaren zonder adequate steun van een verzorgingsfiguur minder goed inschatten of iets al dan niet 'veilig' is. Het interpreteert signalen verkeerd (bijvoorbeeld: een neutraal gezicht wordt sneller gezien als een boos gezicht, het sociaal betrokkenheidsysteem is dan ook minder ontwikkeld) en raakt sneller 'getriggerd'.

Bevriezen als enige verdedigingsmechanisme

Net zoals vechten en vluchten, is bevriezen een automatisch verdedigingsmechanisme. Voor baby's of kinderen die geen of inadequate steun ondervinden vanuit de omgeving is de freeze-reactie vaak de enige manier om zichzelf te beschermen.

Als je merkt dat je adoptiekind regelmatig bevriest, verstart of verstijft, neem dan contact op met een hulpverlener gespecialiseerd in trauma. Deze hulpverlener kan helpen om triggers in kaart te brengen die een freeze-reactie uitlokken, leren hoe hiermee om te gaan alsook met je kind werken aan hetgeen er onderliggend speelt.

Wat kan je doen als je kind op het punt staat om te bevriezen?

Er zijn verschillende, zogenaamde 'aardingstechnieken' die je je kind kan laten doen of die je kind zelf kan doen als het voelt dat het wegglijdt:

  • Vraag je kind om 5 seconden rustig in te ademen en 5 seconden weer rustig uit te ademen.
  • Vraag je kind 5 dingen op te noemen die hij kan horen, 4 dingen die hij kan zien, 3 dingen die hij kan voelen, 2 dingen die hij kan ruiken en 1 ding dat hij kan proeven.
  • Vraag je kind om 3 groene / blauwe / rode / … dingen die hij ziet op te sommen.
  • Vraag je kind om terug te tellen van 100, eventueel in sprongen van 3.
  • Stimuleer de zintuiglijke prikkeling van je kind door het iets te drinken of eten te geven of door het zijn handjes te laten wassen.
  • Of stimuleer de zintuiglijke prikkeling door een ‘sensorisch spel’ te spelen, bv. met een balletje over het lichaam rollen, met zand spelen, te dansen ...
  • Ga jullie huisdier halen en vraag je kind om het te aaien.

Wat kan je doen als je kind bevriest?

Als je kind zich al in een freeze-toestand bevindt en je weinig of geen contact meer kan maken, blijf dan rustig.

  • Reageer empathisch. Spreek je kind met een zachte, kalme stem toe.
  • Zeg op een rustige manier de naam van je kind en probeer oogcontact te maken.
  • Beschrijf wat je ziet gebeuren. Vertel je kind wat je ziet bij hem en dat je er voor hem bent.
  • Raak je kind zachtjes aan.
  • Als je kind dit normaal gezien als aangenaam ervaart, streel zijn gezicht, zijn haren of geef een knuffel. Of sla een dekentje om je kind en koester het.
  • Begin zeker niet te roepen of je kind door elkaar te schudden om door te dringen.

Samen kunnen jullie ontdekken welke technieken werken en welke niet. Een hulpverlener kan jullie hierin bijstaan.

Tekst: Kristien Wouters, educatief medewerker