Wil je meer weten?
Wil je meer weten?
Hier vind je meer informatie over uiteenlopende thema's zoals belang van het kind, specifieke ondersteuningsbehoeften, nazorg, opvoeding, identiteit en herkomst.
(eerder verschenen in VAG-magazine)
Waar of niet waar: de enige foute manier om te praten over adoptie is er niet over praten.
Zoals vaak gaat het om een gulden middenweg. Afhankelijk van hoe oud je kind is, vertel je bepaalde zaken wel of nog niet (helemaal). Naarmate je kind groeit, groeien en veranderen de gesprekken, samen met het begripsvermogen van adoptie.
De informatie in een dossier gaat over je adoptiekind. Het is daarom niet meer dan logisch dat hij het recht heeft om deze informatie als eerste te weten. Hoe vroeger, hoe beter. Hier pleit Renée Wolfs voor in ‘Wereldkind. Praten met je adoptiekind’. Vroeg beginnen, zo stelt Wolfs, geeft kinderen de mogelijkheid om een deel van het adoptieverhaal te verwerken vooraleer gevoelige emoties meespelen (rond 5 à 6 jaar). Daarnaast geef je jezelf als adoptieouder de kans om te oefenen in het vertellen van informatie.
Informatie delen en bespreken met je kind hoeft heus niet tijdens een verplicht, dagelijks adoptiekwartiertje. Adoptie mag dan wel elke dag aanwezig zijn, je kind is er niet noodzakelijk elke dag mee bezig. Het is echter een denkfout om er van uit te gaan dat een kind zonder vragen niet bezig is met zijn adoptie. Misschien heeft hij geen idee over wat hij kan vragen en hoe hij dit dan kan bevragen.
Soms durven kinderen geen vragen stellen, omdat ze op loyaliteiten botsen en het gevoel hebben ontrouw te zijn aan hun adoptieouders als ze hen vragen zouden stellen over hun geboorteouders. Nog anderen hebben dit misschien wel al eens geprobeerd, maar merkten dat hun ouders ongemakkelijk, kwaad of gekwetst reageerden op de vraag. Het onderwerp is dan bijgevolg taboe geworden en de bijhorende gevoelens ook.
In voetbaltermen samengevat: de bal ligt altijd in het kamp van de adoptieouders. Het is aan hen om telkens opnieuw een aanzet te geven en de bal te passen, ook al lijkt het kind (aan de buitenkant) niet veel met die bal te doen.
Leeftijdsadequaat is hier het sleutelwoord. Dit wil zoveel zeggen als: beetje bij beetje en met taal die past bij de leeftijd van je kind.
Een jonge kleuter vertel je beter nog geen zaken waar hij binnen zijn leefwereld niets van kan begrijpen. Er zijn beslist onderwerpen waarvan je aanvoelt dat je kind er nog niet klaar voor is (bv. druggebruik, incest). In plaats van hierover te liegen, kan je best zo eerlijk mogelijk zijn en bijvoorbeeld aangeven dat je meer details zal vertellen eens hij wat ouder is. Je vertelt het verhaal dus op zo’n manier dat je er details aan kan toevoegen wanneer het emotionele en begripsniveau van je kind zich verder ontwikkelen. In die zin zeg je beter nooit iets waarop je later moet terugkomen, omdat de vertelde informatie de feiten tegenspreekt.
Wanneer je helemaal niets méér weet, is het ook oké om zo eerlijk mogelijk te zijn en te vertellen dat jij ook niet alle antwoorden hebt op de vragen. Met de goede bedoeling om kinderen te beschermen tegen of te sparen van woede en verdriet, laten we informatie achterwege of vermijden we zelfs het onderwerp. Als volwassenen onderschatten we zo vaak het begripsvermogen van kinderen om hun adoptieverhaal te begrijpen en hun veerkracht om ermee om te gaan.
Bovendien hebben geadopteerden in België juridisch gezien het recht op een dossierinzage vanaf hun 12 jaar. Dat is niet voor niets. Rond deze leeftijd komt de puberteit op gang, een periode die veel verwarring en vragen brengt. De mogelijkheden tot open gesprekken verminderen en de nood aan privacy bij je puber neemt toe. Pubers voelen zich minder geneigd om hulp en ondersteuning van hun ouders te aanvaarden. De ouder-kind relatie komt vaak onder druk te staan. Wanneer je als ouder op dat moment ook nog eens moeilijke adoptie-info toevoegt, bestaat de kans dat de relatie met je adoptiepuber nog meer onder druk zal komen.
Onderschat niet wat kinderen zien, horen en voelen. Wees als ouder daarom bij het vertellen van informatie authentiek en eerlijk.
Wat zeg je non-verbaal? Welke gevoel breng je over bij het vertellen van je boodschap? Een negatieve of koele, afstandelijke ondertoon heeft zijn weerslag op je kind. Als je de geboorteouders afwijst, kan je kind zich indirect ook afgewezen voelen. Je kind heeft ondersteuning nodig om zijn geboorteouders op een positieve manier te zien.
Tegelijk moet hij leren dat hij keuzes kan maken over zijn eigen leven die losstaan en verschillen van de keuzes die de geboorteouders hebben gemaakt. Dit kan je doen door gedrag en beslissingen die de geboorteouders hebben gemaakt los te koppelen van wie ze zijn als mensen. Wat iemand doet, zegt niet persé iets over hoe is iemand is.
Bijvoorbeeld: "Ik denk dat jouw geboortemama een goede vrouw was, die niet de mogelijkheden of ondersteuning had die haar zouden helpen om andere keuzes te maken in haar leven." Met zo’n boodschap kan je kind empathie ontwikkelen voor zijn geboorteouders, die van groot belang is wanneer hij in zijn puberteit komt en zijn identiteit ontwikkelt.
Je kan met je kind nadenken of en hoe hij (stukken van) zijn verhaal deelt met anderen. Hij heeft het recht om te beslissen met wie hij zijn verhaal wel of niet deelt.
Als hij ervoor kiest om (een deel) niet te vertellen, dan wil dat niet zeggen dat deze informatie ‘slecht’ is, maar wel dat anderen deze informatie niet kunnen begrijpen of al dan niet bewust hem hiermee kunnen kwetsen.
Dit is het verschil tussen privé en geheim, waarbij ‘iets geheims’ de indruk wekt dat het slecht is en moet verstopt worden. Privacy bewaken is dus iets anders dan dingen geheim houden.
*omwille van privacy zijn dit fictieve namen.
Bronnen:
Tekst: Kristina Van Remoortel
Publicatiedatum: maart 2020