Wil je meer weten?
Wil je meer weten?
Hier vind je meer informatie over uiteenlopende thema's zoals belang van het kind, specifieke ondersteuningsbehoeften, nazorg, opvoeding, identiteit en herkomst.
Terwijl transetnische en internationale geadopteerden* (TRIA’s) zich bij adoptie meestal snel met de (witte) cultuur van hun adoptieouders identificeren, voelen velen na verloop van tijd de behoefte om hun geboortecultuur te herontdekken en terug te winnen. Gangbare terminologie schiet tekort om dit proces te beschrijven. Baden et al. van deze Amerikaanse studie (2012) introduceren daarom een nieuwe term: “reculturatie”.
Tegen de tijd dat ze in hun latere kindertijd komen, identificeren de meeste TRIA’s zich met de cultuur van hun adoptieouders. Na verloop van tijd kan de tegenstrijdigheid die ze ervaren tussen hun fysieke verschijning en hun culturele affiliatie toenemen, wat kan leiden tot pogingen om deze tegenstrijdigheid op te lossen. Volgens de auteurs van deze studie gaan alle TRIA’s uiteindelijk, in verschillende mate, hun geboortecultuur die verloren ging of opgeofferd werd toen ze internationaal en over etnische grenzen heen werden geplaatst, proberen terug te winnen of opnieuw aan te nemen.
Ze merken op dat er voor dit uniek proces van culturele ontwikkeling, dat verschilt van dat van niet-geadopteerden, nog geen geschikte terminologie bestaat. Ze identificeren verschillende termen die enig nut hebben in dit opzicht, maar elke term heeft zijn beperkingen.
De auteurs stellen dat TRIA’s een proces doormaken dat verwant is aan de bovengenoemde processen, maar verschilt omdat ze moeten proberen zich een cultuur toe te eigenen die niet dezelfde is als de cultuur van hun adoptieouders en die ook niet dominant is in hun leefomgeving. Ze noemen dit proces “reculturatie”. Door reculturatie te definiëren hopen ze de plaats van TRIA’s in hun grotere etnische groep te legitimeren en tegelijk de status van de subgroep van geadopteerden te erkennen.
“Reculturatie” is het proces waarbij geadopteerden de eigen geboortecultuur terugwinnen.
Dit gebeurt door middel van “reculturatieve activiteiten en ervaringen”: gedragingen, tradities, houdingen of overtuigingen die de geadopteerde helpen bij het terugwinnen van culturele kennis, bewustzijn, vaardigheden of ervaring. Concreet kan dit gaan over onderwijs, taalcursussen, terugreizen, studie-ervaringen in het buitenland, … De meeste geadopteerden moeten de bronnen hiervoor zoeken buiten hun adoptiefamilies en soms buiten de gemeenschappen waarin ze zijn opgegroeid.
Voor TRIA’s die kort na hun geboorte geadopteerd zijn, vereist reculturatie dat ze een nieuwe relatie met hun geboortecultuur ontwikkelen. Voor degenen die op oudere leeftijd geadopteerd zijn moet de relatie met hun geboortecultuur heronderhandeld worden.
Reculturatie kan zowel actief als passief zijn. Het komt altijd vanuit de geadopteerde zelf, niet vanuit de adoptieouders.
De auteurs beschrijven het proces van reculturatie met behulp van een model. Ze beginnen bij de geboorte en volgen de culturele ontwikkeling van geadopteerden doorheen de vroege levensveranderingen die samenhangen met adoptie en immigratie, tot het proces van reculturatie.
Hoewel de auteurs verschillende overeenkomsten zien tussen de ervaringen van internationale en binnenlandse transetnische geadopteerden, baseren ze het model voornamelijk op internationale adoptie. Deze kinderen worden geboren in hun geboorteland en -cultuur. Ze beginnen hun leven daar en zijn biologisch, sociaal en ecologisch verbonden met de mensen in dat land. Prenataal en daarna worden ze blootgesteld aan geluiden, geuren en smaken die kenmerkend zijn voor hun eigen cultuur.
Hoewel geadopteerden alle fasen kunnen doorlopen, moet dat niet noch moeten de fasen lineair doorlopen worden.
Vanaf hun geboorte beginnen kinderen zich te ontwikkelen binnen hun geboortecultuur. Dit proces, bekend als enculturatie, verloopt zowel actief als passief. Het gebeurt door de overdracht van culturele informatie zoals taal, waarden, gedragingen en overtuigingen van ouders en verzorgers.
Afhankelijk van het land en de leeftijd van het kind kunnen geboorteouders op verschillende manieren afstand doen van hun kinderen: ze kunnen dit legaal en formeel doen, onder dwang of druk, of hun ouderlijke rechten kunnen vrijwillig of onvrijwillig worden beëindigd.
Na het afstand doen kunnen kinderen in verschillende voorzieningen terechtkomen, zoals weeshuizen of pleeggezinnen in hun geboorteland. Tijdens deze plaatsingen worden ze meestal opgevangen door verzorgers die dezelfde etnische en culturele achtergrond hebben, waardoor hun enculturatie doorgaat.
Bij plaatsing van een kind bij internationale adoptieouders eindigt de enculturatie van het pas geadopteerde kind en begint de assimilatie in de cultuur van de adoptieouders.
Deze kinderen maken niet het typische acculturatieproces door dat immigranten doormaken. Ze assimileren aan de cultuur van hun adoptieouders vanwege (a) hun behoefte om te overleven via communicatie, (b) het gebrek aan blootstelling aan hun geboortecultuur, (c) het gebrek aan enculturatieoverdracht vanuit de geboortecultuur en (d) de behoefte aan gehechtheid en binding aan nieuwe ouders.
Eén van de belangrijkste manieren waarop enculturatie plaatsvindt, is door het verwerven van de moedertaal. Wanneer de enculturatie met de moedertaal en -cultuur eindigt, verschuiven het taalgebruik en de taalstructuren van TRIA’s meestal snel naar de taal, het dialect en de stijl van hun adoptieouders.
Hoewel TRIA’s in se immigranten zijn, verschilt hun immigratieproces van dat van niet-geadopteerde immigranten wanneer ze geadopteerd worden. Legaal gezien krijgen ze automatisch burgerschap. De adoptiegezinnen die hen ontvangen zijn meestal wit, niet geadopteerd en niet geïmmigreerd en hebben dus geen gedeelde cultuur, taal of banden met het geboorteland van het geadopteerde kind.
Stereotypen over hun etnische groep, het sociopolitieke klimaat en de erfenis van racisme kunnen extra uitdagingen creëren voor TRIA’s na hun immigratie.
Geadopteerde kinderen gaan snel de culturele gebruiken van hun adoptieouders absorberen en afstand doen van hun geboortecultuur, zodat ze kunnen communiceren met, zich kunnen hechten aan en overleven in hun nieuwe adoptiegezinnen.
TRIA’s zullen zich blijven aanpassen aan de cultuur van hun adoptieouders, maar door de veranderingen die plaatsvinden wanneer ze volwassen worden (bv. ontstaan van dissonantie tussen hoe ze zich voelen en de verwachtingen die anderen hebben van hen, groeiend bewustzijn van hun minderheidsstatus, meemaken van racisme, identiteitsvragen rond herkomst en adoptie) zullen ze ook interesse krijgen in hun geboortecultuur (McGinnis et al., 2009).
Volgens de auteurs vindt reculturatie plaats via drie kanalen:
Reculturatie kan volgens de auteurs tot vijf verschillende uitkomsten leiden. Deze uitkomsten kunnen gedurende de levensloop verschuiven en veranderen.
Geadopteerden kunnen het gevoel hebben dat noch hun geboorte-, noch hun adoptiecultuur hun culturele gebruiken of ervaringen echt weerspiegelt. In plaats daarvan identificeren ze zich voornamelijk als geadopteerde en gaan ze om met andere geadopteerden.
Geadopteerden kunnen volledig hun geboortecultuur terugwinnen en zich authentiek en vaardig binnen die cultuur bewegen. Dit kan maar hoeft niet gepaard gaan met afstand nemen van de adoptiefamilie, het uiten van negatieve gevoelens over adoptie of het afwijzen van de adoptiestatus.
Geadopteerden die zich identificeren als bicultureel hebben weinig of geen direct contact met de cultuur van hun geboorteland, maar zoeken aansluiting en culturele kennis bij hun etnische groep in de adoptiecultuur. Geadopteerden kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om te recultureren naar de Chinees-Amerikaanse in plaats van de Chinese cultuur, omdat deze toegankelijker is in de Verenigde Staten en hen in staat stelt om relaties met hun adoptiefamilies te onderhouden.
Geadopteerden kunnen stappen ondernemen om een zekere mate van onderdompeling in hun geboortecultuur te bereiken, maar soms blijft het bij een eerste poging. In plaats daarvan kunnen ze zich blijven assimileren aan hun geleefde, adoptieve cultuur. Geadopteerden met dit resultaat hebben weinig of geen interesse om zich te verbinden met hun etnische groep en hun adoptie kan onderbelicht worden.
Geadopteerden kunnen een mix van verschillende uitkomsten ervaren. Ze kunnen bijvoorbeeld volledig gerecultureerd zijn, maar zich ook sterk identificeren met hun adoptiecultuur. Een ander scenario is dat geadopteerden bicultureel zijn combineren met assimilatie aan de adoptiecultuur. Dit resulteert in werkelijk multiculturele geadopteerden.
De auteurs benadrukken dat reculturatie wordt geïnitieerd door de geadopteerden zelf, en dat de rol die adoptieouders na de eerste fasen van assimilatie spelen steeds minder prominent wordt.
Toch hebben de keuzes van adoptieouders - zoals de keuze van de buurt waarin ze wonen, de mensen met wie ze omgaan, de evenementen die ze bijwonen, hun levensstijl en zelfs de boeken die ze in huis hebben - invloed op de culturele ontwikkeling van TRIA’s, omdat ze de geleefde ervaringen van geadopteerden beïnvloeden. Ook hun empathie en (etnisch) bewustzijn van zichzelf en anderen beïnvloeden hoe de ouder-kindrelatie evolueert voor, tijdens en na reculturatie. Zo hebben ouders met een groter besef van hun wit privilege een grotere kans om hechte relaties te onderhouden tijdens bepaalde fasen van reculturatie.
Het benoemen van reculturatie biedt ons een dieper inzicht in de culturele identiteitsreis van geadopteerden en helpt deze te normaliseren. Het ondersteunt adoptieouders bij het begrijpen van de ervaringen van hun kinderen en biedt hulpverleners en onderwijzers een waardevol kader om geadopteerden te begeleiden in hun ontwikkeling van culturele identiteit.
Het volledige artikel vind je hier.
*De auteurs spreken van ‘Transracial and international adoptees’. Hoewel ‘ethnicity’ steeds meer gebruikt wordt in de literatuur, kiezen de auteurs bewust voor het gebruik van ‘race’, omdat ‘race’ als biopsychosociaal construct meer refereert naar uiterlijk waarneembare kenmerken dan ‘ethnicity’ waarbij de nadruk ligt op gedeelde sociale, culturele of historische ervaringen en praktijken van een groep. In deze Nederlandstalige vertaling kiezen we toch voor het gebruik van ‘transetnisch’ in plaats van ‘transraciaal’, omdat er maar 1 menselijk ras bestaat.
Bron: Baden, A. L., Treweeke, L. M., & Akluwalia, M. K. (2012). Reclaiming Culture: Reculturation of Transracial and International Adoptees. Journal of Counseling & Development, 90(4), 387-399. https://doi.org/10.1002/j.1556-6676.2012.00049.x
Tekst: Lise Dheedene