Wil je meer weten?
Wil je meer weten?
Hier vind je meer informatie over uiteenlopende thema's zoals belang van het kind, specifieke ondersteuningsbehoeften, nazorg, opvoeding, identiteit en herkomst.
De voorbije decennia is er een tendens naar meer open adoptievormen, waarbij naast informatie-uitwisseling ook contact mogelijk is tussen adoptiegezin en geboortefamilie. In haar masterproef (2025) onderzocht Eva Vinkx hoe binnenlands geadopteerden in Vlaanderen kijken naar het belang van het kind in een context van openheid. Hun perspectieven tonen dat dit belang het vinden van een evenwicht inhoudt tussen toegang tot informatie en emotionele bescherming.
Eén manier om openheid binnen adoptie te benaderen, is door te kijken naar de mate en aard van interactie tussen adoptiegezin en geboortefamilie. In zogenaamde ‘open adopties’ kan het contact doorheen de tijd variëren naargelang het type (indirect/gemedieerd of direct), de betrokkenen en de frequentie.
Uit de literatuur blijkt dat niet openheid an sich, maar vooral de manier waarop openheid vorm krijgt, bepalend is voor positieve uitkomsten. Factoren die daar onder andere een rol bij spelen, zijn: de bereidheid van alle partijen om zich te engageren, helder te communiceren en afspraken na te leven; de mate waarin verwachtingen van de relatie worden vervuld; de communicatieve openheid binnen het adoptiegezin (d.w.z. een veilige omgeving waarin sensitief en eerlijk praten over adoptie mogelijk is); en de beschikbaarheid van professionele begeleiding. Maatwerk blijft essentieel: wat voor het ene kind helend is, kan voor een ander kind belastend zijn.
Om na te gaan hoe binnenlands geadopteerden in Vlaanderen hier naar kijken, sprak Eva Vinkx met 17 binnenlands geadopteerde volwassenen. Uit de thematische analyse kwamen drie thema’s naar voren: (1) onwetendheid, (2) afhankelijkheid en (3) buiten de adoptiedriehoek.
Het eerste thema gaat over de informatie die voor geadopteerden onbekend is of was. Het gaat om informatie over: de biologische familie* (bv. wie is mijn biologische moeder/vader**?), erfelijke factoren (bv. wat is genetisch bepaald en wat door opvoeding?), het adoptieverhaal (bv. waarom ben ik afgestaan, hoe hebben mijn biologische ouders dit ervaren?), de rol van de biologische moeder (bv. moederfiguur, tante, kennis, vrouw die mij gebaard heeft?) en mogelijk contact met familieleden (bv. wat gebeurt er als ik hen opzoek?). Voor veel respondenten vormt dit gebrek aan informatie een bron van onzekerheid en nieuwsgierigheid, vaak leidend tot een zoektocht naar biologisch verwanten. Anderen ervaren die onwetendheid niet als ‘onvolmaakt’ en voelen zich ‘gesetteld’.
Binnen deze context balanceren geadopteerden tussen het verlangen naar antwoorden en verbondenheid, en de nood aan zelfbescherming. Openheid wordt met andere woorden ambivalent beleefd. Enerzijds kan contact vanaf jonge leeftijd duidelijkheid en continuïteit bieden. Wanneer rollen en verwachtingen bovendien van meet af aan helder zijn, verkleint volgens hen de kans op loyaliteitsconflicten. Tegelijk kan openheid confronterend en emotioneel belastend zijn, vooral wanneer de reden van adoptie zwaar valt en (respect voor) grenzen ontbreken. Ook de angst voor een tweede afwijzing speelt mee.
Geadopteerden zijn in grote mate afhankelijk van adoptieouders, (adoptie)diensten en biologische familie om informatie te verkrijgen of contact te leggen.
Adoptieouders bepalen wat ze delen met hun kind en hoe ze dit doen. Sommige deelnemende geadopteerden benadrukken dat een open adoptievorm, met contact tussen beide ouderparen, kan bijdragen aan erkenning en respect voor de herkomst van het kind bij de adoptieouders. Ook geven geadopteerden aan dat ze hun nieuwsgierigheid soms onderdrukken of hun zoektocht uitstellen door loyaliteitsgevoelens tegenover hun adoptieouders.
Ten tweede zijn geadopteerden afhankelijk van adoptiedossiers en (adoptie)diensten, die op hun beurt gebonden zijn aan wetgeving en beleid, bv. op vlak van leeftijdsgrenzen en privacy. Sommige deelnemende geadopteerden geven aan dat informatie gebrekkig geregistreerd of bewaard werd of dat ze er geen toegang tot krijgen, wat volgens hen niet in het belang van het kind is.
Tot slot is ook de bereidheid van de biologische familie om informatie te delen of contact te hebben doorslaggevend. Een weigering of verbreking van contact kan aanvoelen als een tweede afwijzing. Ook hier speelt loyaliteit een rol: sommige geadopteerden zoeken contact uit verbondenheid, terwijl anderen dit juist vermijden uit respect voor het leven dat die persoon inmiddels heeft opgebouwd.
Veel geadopteerden zijn nieuwsgierig naar (half)broers of -zussen. Hoewel die banden doorgaans als minder ingewikkeld en gelaagd ervaren worden, is het in de praktijk niet altijd eenvoudig om verbinding te realiseren met (half)broers- of zussen, bv. door weinig begrip voor het perspectief van de geadopteerde of moeilijke communicatie.
Het ouderschap vormt voor veel geadopteerden een kantelpunt. Het kan leiden tot meer begrip voor hun biologische moeder, maar ook tot veranderende contactbehoeften: bij sommigen neemt die af, bij anderen juist toe. Voor meerdere participanten begon de zoektocht naar biologische familie pas wanneer ze zelf kinderen kregen, uit zorg over de impact van adoptie op hun kinderen (bv. de ervaring van weinig gelijkenissen te vinden binnen de familie) en uit bezorgdheid voor hun biologische moeder.
Een bijkomend spanningsveld ontstaat soms rond de rol van biologische ouders tegenover de kinderen van geadopteerden. Terwijl biologische ouders soms graag een grootouderrol opnemen, zien veel geadopteerden die plaats eerder weggelegd voor hun adoptieouders, die hen hebben opgevoed.
Uit het onderzoek blijkt dat geadopteerden het belang van het kind binnen een context van openheid in adoptie zien als het streven naar een balans tussen toegang tot informatie en emotionele bescherming. De belangrijkste bevindingen zijn:
Bron: Vinkx, E. (2025). In het belang van het kind? Een kwalitatief onderzoek naar de perspectieven van binnenlands geadopteerden op openheid binnen adoptie [Ongepubliceerde masterscriptie]. Universiteit Gent.
*Tijdens de interviews sprak iedereen, op één respondent na die de term 'natuurlijk(e)' gebruikte, over 'biologisch(e)' wanneer ze verwezen naar het gezin waarin ze geboren waren. Daarom werd in de masterproef geopteerd om ook de term 'biologisch(e)' te hanteren.
**Bijna alle respondenten hebben (de wens tot) contact met hun biologische moeder en vader. Wanneer er echter over de biologische familie wordt gesproken, verwijzen ze vooral naar hun moeder. Wat daarbij meespeelt, is dat er over de vader soms minder of geen info beschikbaar is, waardoor er niet naar gezocht kan worden. Daarnaast weerhoudt de minder goede verhouding tussen biologische familieleden en de vader sommige geadopteerden om contact met hem op te nemen. Omdat de rapportage in de masterproef zo dicht mogelijk bij de interviews bleef, wordt er vooral verwezen naar de biologische moeder.
Tekst: Kristien Wouters