Wanneer je meer dan twee ouders hebt
Meerouderschap is een belangrijke basisgedachte bij adoptie. Het betekent dat meer dan één of twee ouders of opvoedende figuren in het leven van de kinderen en jongeren belangrijk zijn en het maakt het mogelijk om alle betrokken partijen binnen adoptie te erkennen, indien zij dat wensen en met de nuance dat elke situatie individueel bekeken wordt.
Hoe ziet meerouderschap binnen adoptie er in de praktijk uit? Als er vanaf of kort na de adoptie contact ontstaat tussen adoptieouders, geadopteerde en eerste ouders, hoe krijgt dit dan vorm? En hoe beleeft iedereen dit? In deze verhalenbundel getuigen verschillende adoptiebetrokkenen over hun ‘open adoptie’.
Het verhaal van Frank
Samen met mijn vrouw adopteerde ik twee adoptiekinderen. Fien (21) is geboren in 2002, Emiel is nu 18 jaar. Toen Fien 3,5 jaar oud was, kwam er kort nog een dochter in het gezin, maar de biologische mama bedacht zich en het meisje keerde naar haar terug. Ze was iets langer dan 4 maanden bij ons en kwam in het gezin toen ze 2 dagen oud was.
Die periode was heftig voor ons allemaal. Voor ons blijft ze nog altijd ‘ons Floor’. Het voelde aan als een speciale soort rouwverwerking. Er is weldegelijk een verlies van iemand die ons zeer dierbaar was, maar er was geen overlijden. Meer nog, het is eigenlijk een positief verhaal, want Floor kon terugkeren naar haar mama.
Een jaar nadien hebben we van de mama van Floor een briefje gekregen om ons te bedanken voor de maanden dat we voor haar dochter hebben gezorgd. We vragen ons vaak af hoe het met haar gaat, die band gaat nooit meer weg. De foto van Floor hangt nog altijd bij ons op de muur, zij blijft een deel van ons gezin.
Het dubbele van het verhaal is natuurlijk dat als Floor bij ons gebleven was, Emiel niet in het gezin gekomen zou zijn. We zouden hem nu niet kunnen missen.
Emiel is 6 maanden na het vertrek van Floor bij ons gekomen. We wilden dat het leeftijdsverschil tussen Fien en het volgende kind niet te groot werd, maar Emiel kwam uiteindelijk veel sneller dan verwacht. Dat is het onvoorspelbare van adoptie. Op het moment dat ze belden met de vraag of we een ander kindje in ons gezin wilden opnemen, hadden we thuis nog niets klaarstaan. We zijn met Fien naar het ziekenhuis gegaan en hebben daar Emiel gezien. Nadien hebben we zijn mama en papa ontmoet.
De adoptie van Fien
Toen we Fien adopteerden, waren er nog meerdere vzw’s erkend als (binnenlandse) adoptiedienst. Bij de dienst waarlangs we Fien adopteerden, gaven ze de optie tot rechtstreekse overdracht als de moeder het wilde en de adoptieouders het zagen zitten. Na zo’n rechtstreekse overdracht was er een onmiddellijke plaatsing: als gezin was je dan pleeggezin met het oog op adoptie. We hebben altijd gezegd: als het kan, mag de baby zo snel mogelijk bij ons komen, want dat is een breuk minder voor het kind.
Bij Fien kregen we rond half 10 ’s ochtends een telefoontje van de adoptiedienst. Ze zeiden dat er een meisje geboren was en vroegen of we in de namiddag naar het ziekenhuis konden komen om de moeder en het kind te ontmoeten. Wij kennen Fien dus vanaf haar eerste levensdag.
Die dag was mooi en tragisch tegelijk. De mama van Fien was aanwezig in het ziekenhuis en we hebben een tweetal uur met haar kunnen praten en haar verhaal leren kennen.
Een dag later heeft Fiens mama het ziekenhuis verlaten. Wij waren daar toen ook. Zij heeft Fien toen aan ons overhandigd en gezegd: dit is mijn dochter, ik geef haar aan jullie, zorg goed voor haar. Ze gaf er een truitje bij, gekocht zodat het haar zou passen zodra het winter werd. Als ik er nu aan terugdenk, krijg ik nog altijd een krop in mijn keel.
Respect voor Fiens mama
We hebben veel respect voor Fiens mama. Zo’n keuze is allesbehalve evident. Voor ons was het een gelukkig moment, maar voor haar natuurlijk niet.
Een maand later hebben we haar opnieuw ontmoet. Ik herinner me nog dat we toen niet te gelukkig wilden overkomen. Het was een moeilijk evenwicht vinden tussen gelukkig kunnen zijn dat je eigen wens in vervulling ging en tegelijk beseffen dat het voor de mama van Fien heel moeilijk moet zijn geweest. Daar wilden we op de juiste manier mee omgaan. Het was enigszins ongemakkelijk en onwennig. Voor beide partijen, denk ik.
Op de dag dat we Fien voor het eerst zagen, in het ziekenhuis, was mijn vrouw heel zenuwachtig. In zekere zin voelde het voor haar een beetje als een examen. Hoe zou de mama over ons denken? Zou ze ons goed genoeg vinden om haar dochter op te voeden? Ik was er geruster in.
Ik herinner me vooral nog dat de mama van Fien schrok dat wij al ‘zo oud’ waren (lacht). Ik was toen 39, mijn vrouw 37. Ze sprak het niet uit, maar je zag aan haar lichaamstaal dat ze duidelijk een jonger koppel had verwacht.
Achteraf bekeken was het vooral een meerwaarde dat we van in het begin een rechtstreeks contact hadden met Fiens mama. Ik zou het iedereen aanraden. Het is zo’n voordeel als je aan je adoptiekind kan vertellen dat je zijn/haar mama ontmoet hebt en ermee gepraat hebt. Zo hebben we het ook altijd aan Fien verteld.
We hebben foto’s van die eerste dagen in het ziekenhuis. Die konden we achteraf aan Fien laten zien.
Adoptie is in ons gezin nooit een taboe geweest
Toen Fien in de kleuterschool zat, kwam ze op een dag thuis en vroeg ze ineens aan mijn vrouw: “mama, er zit een kindje in de buik van een van de mama’s op school, heb ik ook in jouw buik gezeten?” Mijn vrouw heeft daarop geantwoord dat Fien twee mama’s heeft: een buikmama en zijzelf, en dus niet bij haar in de buik heeft gezeten. Voor Fien was die uitleg voldoende op dat moment.
Een paar maanden later kwam Fien thuis en zei ze: “er is nu een andere mama zwanger, ik ben benieuwd waar het kindje naartoe zal gaan”, ervan uitgaande dat elk kindje na de geboorte naar een andere mama gaat. We hebben haar dan uitgelegd dat veel kindjes gewoon bij de buikmama blijven. Zij vond dat eigenlijk vooral jammer voor het kindje: het heeft dan maar één mama, terwijl zij er twee heeft.
Adoptie is in ons gezin nooit een taboe geweest. In zekere zin heeft Fien ons een cadeau gedaan door die vragen te stellen. Anders hadden we het zelf moeten aanbrengen en was het gesprek misschien wat kunstmatiger verlopen. Nu konden we gewoon antwoorden op de vragen die ze stelde om op die manier het grotere gesprek te openen.
Bij Emiel weten we zelfs niet meer hoe we het verteld hebben. We denken dat hij gewoon aan tafel heeft gehoord dat Fien een vraag stelde en dat we daar op antwoordden. Het ging eigenlijk zo natuurlijk dat we het nooit écht hebben moeten vertellen.
Onze adoptiedienst gaf steeds de boodschap: je kan een kind adopteren, maar het zal altijd het kind van iemand anders zijn. Zij vonden het belangrijk dat de kinderen zo snel mogelijk zouden weten dat ze geadopteerd zijn. Geen verdoken verhalen, maar een open communicatie zodat ze weten dat ze geadopteerd zijn en het een deel van hun identiteit is.
Tijdens de opleiding voor adoptie hadden we verschillende getuigenissen van geadopteerden gehoord die allemaal zeiden dat openheid over dat thema ontzettend belangrijk is. Daar hebben we veel aan gehad. Als je te lang wacht om zoiets te vertellen, raak je echt aan het basisvertrouwen.
De grootouders, die de getuigenissen niet hadden gehoord en geen opleidingen hadden gevolgd, hadden het daar moeilijker mee.
Eerste ontmoeting
Intussen heeft Fien regelmatig contact met haar biologische mama. Fien heeft altijd gezegd dat ze haar wilde ontmoeten. Voor ons was dat helemaal oké. We zagen het nooit als een bedreiging. We hadden geen schrik dat we plots niet meer van belang gingen zijn of zo. We hadden wel een bezorgdheid, maar dat is iets anders. De bezorgdheid zat in hoe het contact zou lopen, hoe haar mama nu zou zijn als persoon. Tijdens zulke ontmoetingen kunnen de verwachtingen van beide partijen sterk uit elkaar liggen, waardoor zo’n ontmoeting moeilijk of stroef kan verlopen. Onze bezorgdheid was: laten we hopen dat die ontmoeting goed gaat en dat Fien er gelukkig mee is.
Onder begeleiding van Adoptiehuis kwam de eerste fysieke afspraak tot stand. Fien was op dat moment 19 jaar. Enkele jaren eerder had ze via Adoptiehuis al eens een brief geschreven naar haar mama (en een antwoord gekregen), maar dit was de eerste keer dat ze elkaar terug zouden zien.
Fien had de vraag geïnitieerd, haar mama is erop ingegaan. Adoptiehuis heeft het proces naar ons aanvoelen goed begeleid. Ook wij hadden op voorhand met Fien gesproken over haar verwachtingen. Ze wilde haar mama eigenlijk gewoon eens ontmoeten, concreter maken wie deze vrouw eigenlijk is. Toen ze 8 à 9 jaar was, had ze veel vragen over haar en toen hebben we haar een foto gegeven, die sindsdien op een muur in haar slaapkamer hangt. Ze wist dus wel hoe haar mama er ongeveer uitzag, maar ze wilde het vage beeld toch graag concreter maken.
Wij waren niet aanwezig op de ontmoeting, maar we waren wel in de buurt. We zaten op een terrasje iets verderop.
We zagen haar te voet aankomen en zagen onmiddellijk aan haar glimlach dat alles goed was gegaan. Dat was een enorme opluchting. Fien is op dat vlak niet echt een babbelaar, terwijl wij uiteraard heel nieuwsgierig waren. Wat er precies verteld is, weten we niet en hoeven we ook niet te weten. De glimlach die we op haar gezicht zagen, was voor ons het allerbelangrijkste.
Welkom in onze familie en in ons verhaal
Fiens mama woont in het buitenland. Fysieke ontmoetingen zijn daardoor beperkt, maar ze hebben wel regelmatig contact. Het is een vrijblijvend contact. Haar mama wil zich zeker niet opdringen. Ik vind dat we geluk hebben dat haar mama er zo bewust mee omgaat en een duidelijke bezorgdheid heeft over Fien.
Wijzelf hebben haar mama niet meer teruggezien, maar we zouden graag willen dat bij een volgend bezoek in België we eens allemaal samen kunnen eten. Fien vindt het ook een goed idee. Voor ons voelt haar mama eigenlijk aan als een deel van de familie. We willen graag dat ze weet dat ze welkom is in onze familie en in ons verhaal.
We beschouwen Fien als onze dochter. Uiteraard is ze ook de dochter van haar mama en dat aanvaarden we. Wij kregen het voorrecht dat we haar mochten en konden opvoeden. We hopen dat de mama door de contacten met Fien vindt dat we het goed gedaan hebben met haar dochter.
We hebben Fiens mama altijd verdedigd. We hebben op alle vragen van Fien eerlijk geantwoord, maar er wel steeds op gelet dat we positief waren over haar mama. We wilden niet dat Fien een slecht gevoel had over haar. Je kan geen enkele afstandsmoeder iets verwijten, vind ik. De keuzes die zij moeten maken zijn hartverscheurend. Door het gesprek dat we met haar hebben gehad in het ziekenhuis, voelen we een duidelijke loyaliteit naar haar toe. Ik kon haar verhaal heel goed begrijpen.
Wensen van de mama
De mama van Fien had geen concrete wensen. Ze wilde in de eerste plaats dat we haar kind graag zouden zien en het een goede opvoeding zouden geven.
Fiens mama had haar zelf een naam gegeven. We hebben haar dan gevraagd of ze het goed vond dat we die als tweede naam zouden geven en Fien als eerste. We vonden het belangrijk om dat met haar te bespreken. Zij vond Fien zelf ook een mooie naam. Als ze het niet had gewild, zouden we de naam gewoon gehouden hebben.
Verbinding tussen adoptie en pleegzorg
Als ik nu terugkijk, zou ik hetzelfde doen. Alleen zou ik nu wel opener staan voor pleegzorg dan toen. Ik vind dat pleegzorg nog altijd een veel te slechte naam heeft. Er wordt wel eens gezegd: als pleegzorger heb je alle plichten, maar geen rechten. Voor een stukje zit daar waarheid in natuurlijk, maar pleegzorg is veel meer dan dat.
Enkele jaren geleden hoorde ik een podcast over pleegzorg (Nest). Dat was het eerste genuanceerde verhaal over pleegzorg dat ik hoorde. Die podcast heeft echt een grote impact op mij gehad. Als ik nu met kandidaat-adoptanten praat, ben ik geneigd om hen aan te raden eens te gaan kijken bij pleegzorg.
Doorheen de jaren ben ik veel meer de gelijkenissen gaan zien en heb ik meer gehoord over de verschillende mogelijkheden binnen pleegzorg. Ik ben er nu van overtuigd dat pleegzorg een even mooi en rijk verhaal kan zijn. Juridisch is er uiteraard een verschil, maar gevoelsmatig zou het voor mij hetzelfde zijn. Het is allesbehalve een verloren investering.
Openheid als comfort
We beseffen dat we geluk hebben met het verhaal van Fien, met de manier waarop alles gelopen is, hoe het contact met haar mama nu gaat en de manier waarop zij met de situatie omgaat. We realiseren ons dat het niet in alle gevallen zo is.
Je moet je natuurlijk wel de vraag stellen waar de grenzen liggen. Wat kan je op welke leeftijd vertellen? Het gaf ons veiligheid en gemoedsrust dat we wisten dat een ontmoeting pas kon vanaf 18 jaar. Puberteit is zo al een moeilijke leeftijd, maar Fien had het er wel moeilijk mee dat ze moest wachten.
Ik ben benieuwd hoe het bij Emiel zal gaan. Hij heeft een ander verhaal en geeft aan er nu nog geen behoefte aan te hebben. Zijn adoptie is voor hem geen taboe, maar hij zal er niet met iedereen gemakkelijk over praten. Bij binnenlands geadopteerden zie je bovendien vaak niet dat ze geadopteerd zijn. Dat kan het soms moeilijker maken om er in een gesprek met andere mensen over te beginnen praten.
Het open zijn over adoptie heeft ons vooral comfort geboden. We waren niet belast met de geheimen van adoptie. De openheid voelde dus altijd heel comfortabel, voor iedereen in ons gezin eigenlijk. Het verhoogt de kans dat adoptie op lange termijn een mooi verhaal wordt voor alle partijen. Hoe langer je wacht, hoe moeilijker het wordt.
Deel je ook graag jouw ervaring met open adoptie? We zoeken nog naar getuigenissen van eerste/geboorteouders. Interesse? Mail naar kristien.wouters@steunpuntadoptie.be.
Gepost in: Verhaal